DE DRAAILIER

Uit de 'Encyclopédie de Diderot et d'Alembert', vergroting 37 kBAfgezien van de uiterlijke vorm van de klankkast is bij de draailier in de loop der eeuwen weinig veranderd aan de werkingsprincipes. Een met hars bestreken houten wiel (bevestigd in een klankkast) wordt d.m.v. een zwengel in beweging gebracht en strijkt snaren aan, die door deze trilling gaan klinken. Sommige snaren (2 tot 4 bourdonsnaren) geven permanent dezelfde toon; op 1 of 2 andere snaren wordt de melodie gespeeld door deze snaren d.m.v. toetsen (houtblokjes in een tangentenkast) te verkorten.

De draailier (Frans: o.a. "vielle à roue", Engels: "hurdy-gurdy") is dus een gestreken snaarinstrument. Door schoksgewijs aan de zwengel te draaien, brengt men de zogenaamde trompetkam (een klein houten blokje onder een van de bourdonsnaren) in beweging en kan men accenten aanbrengen in een melodie. Verder wordt het instrument vaak voorzien van resonantiesnaren, die slechts bij bepaalde frequenties van de klankkast tot klinken komen (vergelijk: sitar, viola d'amore).

Aldus is een draailier eigenlijk een keyboard avant la lettre: men kan er een melodie op spelen en deze desgewenst begeleiden met een akkoordsektie (de bourdons) en/of een ritmesektie (de trompetkam).